De technische relevantie van de Formule 1 voor de reguliere auto-industrie staat al jaren ter discussie. De organisatie doet er van alles aan om de relevantie duidelijk te maken en zo milieuorganisaties de wind uit de zeilen te nemen.
Om de relevantie van de F1 voor de auto-industrie te verhogen is er enkele jaren geleden een beleid ingezet dat de Formule 1 ‘milieuvriendelijker’ moet maken. In het geval van de meest brandstofverslindende tak van autosport (na de IndyCar misschien) is milieuvriendelijk maar een heel betrekkelijk begrip. Maar toch, de sport doet tenminste iets!
Formule 1 is al enkele jaren voorzien van een energie regeneratiesysteem dat warmteverlies van het remmen omzet in nuttige elektrische energie die weer kan worden gebruikt om de aandrijving van de auto te voeden. Hierdoor hebben F1 bolides vandaag de dag maar liefst 80pk extra te besteden gedurende een bepaalde periode.
Het uitpersen va de energie uit brandstof is in de Formule 1 inmiddels tot kunst verheven. Mercedes is niet alleen de beste perser (meeste pk’s) maar weet ook nog eens ‘zuinig’ om te springen met de benzine.
Het mag duidelijk zijn wat de relevantie voor de reguliere automobilist is, de brandstofprijzen zijn weliswaar weer iets gedaald. Het blijft toch nog steeds slikken aan de pomp…
Vandaag de dag is er een ontwikkeling die de ultieme rechtvaardiging van de Formule 1 vormt. Vrachtwagens worden uitgerust met KERS (Kinetic Energy Recovery System), wat remwarmte omzet in elektrische energie.
Daarnaast worden er steeds meer auto’s met hybride-aandrijvingen verkocht. Het mag geen toeval heten dat de F1, in navolging van de industrie die al in 1899 de eerste door Ferdinand Porsche ontwikkelde hybride opleverde, voor het tweede jaar nu ook met die aandrijvingen werkt. Dus wat is de relevantie van F1 voor de automobielindustrie? Inderdaad, de industrie is de proeftuin voor Formule 1…