Vandaag exact 70 jaar geleden werd John Marshall Watson geboren in Belfast Noord-Ierland. De jongen uit Noord-Ierland zou opgroeien tot een wereldvermaarde coureur die met succes in de Formule 1 reed, maar zijn grootste successen vierde in de sportscars.
In 1972 reed hij zijn eerste Formule 1 race. De niet voor het kampioenschap meetellende Victory Race op het beroemde circuit Brands Hatch in het graafschap Kent. Een jaar later pas zou hij de eerste Grand Prix rijden waarin hij werkelijk om de kampioenschapspunten kon meedoen. Niet dat hij daaraan toekwam met zijn Brabham-Ford BT37. John viel voortijdig stil vanwege een tekort aan brandstof, maar deed een hernieuwde poging in de Amerikaanse Grand Prix van datzelfde jaar. Ook daar kwam hij niet aan de finish, ditmaal was het de techniek van de motor van zijn Brabham BT42 die de geest gaf.
Het jaar erop (1974) echter kreeg Watson een serieuze kans. Tijdens de Grand Prix van Monaco scoorde hij zijn eerste punt in het kampioenschap en klom vanaf daar verder op. In totaal pakte Watson met zijn door het team zelf aangepaste Brabham BT42-Ford zes punten voor het Goldie Hexagon Racing team.
In 1975 leken de kansen voor John te keren toen hij tijdens de Spaanse Grand Prix op de tweede positie reed en afstevende op een mogelijke eerste zege ten koste van Mario Andretti die aan de leiding ging. De techniek speelde hem echter parten, hevige vibraties dwongen Watson de auto de pits in te rijden en te stoppen. Ondanks de uitvalbeurt werd hij nog als achtste geklasseerd en scoorde daarmee zijn beste resultaat van dat seizoen.
De echte kentering kwam tijdens de GP Frankrijk in 1976 toen hij voor de eerste maal het podium mocht beklimmen. Hij werd weliswaar laatste van de podiumklanten, maar kon zijn geluk niet op. Nadat hij de smaak van Champagne op het ereschavot eenmaal geproefd had voegde hij in ’76 zijn eerste zege toe aan zijn erelijst.
Tijdens de Grand Prix van Oostenrijk noteerde Watson de tweede startplek met zijn Penske bolide en wist in de race naar de overwinning te rijden. Door de zege verloor hij een weddenschap met teambaas Roger Penske en schoor als gevolg hiervan na de wedstrijd zijn baard af.
Voor 1977 had Watson een Brabham-Alfa Romeo tot zijn beschikking. Een auto die niet al te goed was, maar de ontketende Watson wist er in Zuid-Afrika zijn eerste punt van het seizoen mee te scoren. Die mijlpaal werd weliswaar overschaduwd door het tragische ongeval waarbij Tom Pryce en marshall Jansen Van Vuuren omkwamen.
Het hele seizoen had John last van de onwillige auto, al wist hij in veertien van de zeventien races wel in de top tien te kwalificeren. Het hoogtepunt van het seizoen kwam wederom in Monaco waar de regels van normale races niet opgaan. De niet al te sterke auto was in de smalle straten van het Prinsdom goed genoeg voor de poleposition. Een uitvalbeurt maakte een einde aan de ambities van de Noord-Ier.
De navolgende drie seizoenen leverden voor Watson weinig noemenswaardige resultaten op. Pas in 1981, toen hij bij McLaren tekende, voegde hij weer een zege toe aan zijn erelijst. De Britse Grand Prix van dat jaar werd een prooi voor de McLaren coureur. In 1982 volgde zijn volgende zeges tijdens de Grand Prix van België op Spa-Francorchamps en in Detroit (VS). Op het bochtige circuit stuurde hij van de zeventiende startpositie naar de overwinning en reed en passant naar de derde positie in de eindrangschikking van het kampioenschap. Een jaar later reed hij wederom een geweldige inhaalrace, ditmaal in het Amerikaanse Long Beach. Hij kwalificeerde als 22e en noteerde de vierde zege van zijn loopbaan op 27 seconden voor Niki Lauda die op de 23e positie vlak achter hem gestart was.
Aan het einde van 1983 zette Watson een punt achter zijn F1-loopbaan toen hij met Ron Dennis van McLaren geen overeenstemming kon bereiken voor een vervolg van zijn carrière bij het succesvolle Britse team.
Van 1984 tot 1990 was Watson actief in de sportscars waar hij onder andere naast Jan Lammers met een Jaguar naar drie zeges racete: Jarama, Monza en Fuji. Tijdens de 1.000 km van Fuji in 1984 vormde Watson een team met Stefan Bellof. De mannen stuurden hun bolide naar de overwinning, wat Bellof mede aan het kampioenschap hielp.
Vanaf 1990 legde Watson zich voornamelijk toe op het becommentariëren van races en hing zijn helm definitief aan de wilgen.