De Grand Prix van Monaco in 2001 werd gehouden op 27 mei en markeerde de eerste podiumklassering van Jaguar dat aan haar tweede seizoen bezig was als Formule 1 team. De eer om het ereschavot te beklimmen viel ten deel aan Eddie Irvine, het enfant terrible van de sport.
De Noord-Ierse Edmund Irvine (10 november 1965) debuteerde in 1993 in F1 na drie seizoenen in lagere formulewagenklassen te zijn uitgekomen. Hij maakte zijn debuut voor het Formule 1 team van Eddie Jordan, waarvoor hij in 1990 F3000 reed. In 1996 kwam de grote doorbraak van de Noord-Ierse playboy toen hij een stoeltje wist te bemachtigen bij Ferrari.
Eddie reed bij de Italiaanse stal in de schaduw van Michael Schumacher en kon slechts de koppositie binnen het team innemen toen de Duitser in 1999 op Silverstone door een crash enkele weken uitgeschakeld raakte. Het gaspedaal van de Ferrari van de Duitser bleef hangen, waardoor hij op volle snelheid rechtdoor van de baan schoot, het grind doorploegde en met een doffe plof in de bandenmuur verdween. Een dubbele beenbreuk en een paar races thuis op de bank waren het gevolg voor de onfortuinlijke titelpretendent.
Eddie nam daarop de handschoen op tegen McLaren coureur Mika Häkkinen door hem op dat moment het vuur na aan de schenen. Eddie boekte vier zeges, maar kwam te kort voor de eindzege. De Noord-Ier ging uiteindelijk als vice-kampioen de geschiedenisboeken in, Häkkinen veroverde voor de tweede maal op rij de wereldtitel.

In 2000 trad Irvine aan bij het nieuwe Jaguar F1 team dat hij mede oprichtte, het team was de voortzetting van Stewart Racing van voormalig kampioen Jackie Stewart en viel onder het Ford concern. In het eerste jaar kon de Noord-Ier slechts incidenteel in de punten finishen. Een jaar later stuurde Irvine de Jaguar R2 naar een podiumklassering in Monaco. Naar eigen zeggen een hele prestatie omdat de auto stuurde als ‘een krom winkelwagentje’, zoals hij het omschreef. Met die opmerking haalde hij zich de woede van de teamleiding op zijn hals. Het deed de toch al fragiele stabiliteit van het team geen goed. Op managementniveau rommelde het al vanaf de eerste dag, wat uiteindelijk ontaardde in een ordinaire ruzie tussen Bobby Rahal en Niki Lauda.

Nadat zijn tweejarige contract eind 2002 afliep en hij geen nieuw zitje kon vinden stapte Irvine gedesillusioneerd uit de sport. Jaguar werd na 2004 verkocht aan Red Bull met een bekend succesverhaal tot gevolg.
Irvine stopte volledig met racen, maar behield de levensstijl die hij eerder al had aangenomen. De playboy verdiende voor zijn autosportloopbaan al een kapitaal met investeringen in vastgoed en bleef daarin actief gedurende zijn F1-carriere.
Na zijn autosportloopbaan werd hij een bekende mediaverschijning in Engeland. Hij trad ondermeer op als commentator en analist bij autosportwedstrijden en maakte diverse autosport gerelateerde programma’s voor Discovery en Sky Channel.
Het dichtst dat hij nog bij de F1 kwam was toen hij gesprekken voerde met Minardi eigenaar Paul Stoddard om de renstal over te nemen en als teammanager in de paddock terug te keren. De gesprekken liepen op niets uit en de renstal werd uiteindelijk door Red Bull overgenomen om als Scuderra Toro Rosso voort te bestaan.